dinsdag 8 januari 2008

Implementatieproces van ICT toepassingen



Wanneer ICT toepassingen in het onderwijsleerproces worden geimplementeerd is het belangrijk een aantal processen in balans te houden. Uiteindelijk moet het voor de leerling gaan werken maar in de invoering zullen een aantal zaken geregeld moeten worden. Wil een leerling met de toepassing om kunnen gaan zal er voldoende kennis en vaardigheden bij de leerling aanwezig moeten zijn. Dit is vaak het minste probleem want leerlingen zijn vaak zeer behendig met ICT maar check toch maar of dat zo is. Vaak is ook het beeld van de medewerkers die met de leerling te maken hebben een beperkende factor. Ik hoor bij implementatie processen erg vaak dat de doelgroep waar de medewerker het over heeft speciaal is. Zo speciaal dat men vermoedt dat deze leerling niet kan werken met de toepassing of dat er minstens extra aandacht aan besteed moet worden.
Een voorbeeld is de afdelingsdirecteur die eiste dat er een handleiding voor de te implementeren website met cijfers, rooster en dossier moest komen anders zouden de niveau 1 en 2 leerlingen er niets mee kunnen. De handleiding werd gemaakt, digitaal beschikbaar gemaakt maar de teller bleef op nul staan. Geen leerling bekeek de handleiding, de cijfers en het rooster werden volop bekeken.
Voldoende kennis en vaardigheden van de medewerker is ook een voorwaarde. Over het algemeen is hier de handleiding wel nodig en een helpdesk waar men met vragen terecht kan. Een tweede laag die hierbij tot uiting komt is onderscheid maken tussen willen en kunnen. Niet kunnen wordt weleens verdoezeld door aan te geven niet te willen en andersom. Doorvragen en hulp bieden is hier geboden. Wanneer medewerkers overtuigd moeten worden is de leerling die vraagt het beste argument. Daar kun je ook op sturen.
Een hele basale is de infrastructuur en die levert ook conflicten op. Hierbij gaat het vooral om de mate van investering en de mate van gebruik. Bij laag gebruik is de manager niet meer van zins te investeren en bij lage investering is de gebruiker (vaak de medewerker) niet van zins te gebruiken. Als implementatiemedewerker is het zaak hier de goede balans te vinden tussen de investering en het gebruik.
Software is natuurlijk een hot item. Het gaat immers om de functionaliteit die hier neergezet wordt. In een grote organisatie zoals het ROC waar ik voor werk hebben we te maken met veel software. We spreken over zo'n 500 pakketten. We hebben afspraken gemaakt over beperking van beheer en kosten en bij kosten houden we rekening met kosten voor het college en voor de leerling. Afgesproken is dat we voor een functionaliteit maar één pakket voor het gehele college aanschaffen. Dit stuit vaak op bezwaar van medewerkers omdat zij hun eigen keuze vaak beter vinden dan die van de ander. We organiseren daarvoor workshops met verschillende alternatieven en laten de medewerkers hun voorkeur uitspreken. redelijk vaak neem je een arbitraire beslissing als het gaat om software. Er zijn criteria als dekking van het curriculum zowel kwalitatief als kwantitatief (hoe groter hoe beter), kosten per leerlinguur gebruik (lager dan 1 €); beheer (hoe lager hoe beter); of de leerling gaat meebetalen; benodigde hardware (het is beter wanneer het met de standaard uitrusting functioneert) en de stabiliteit van de leverancier. Informatie speelt ook een rol als aandrijfkracht. Hoe nauwkeuriger de juiste informatie bij de specifieke doelgroep komt hoe beter. Ik heb het hier over de leerling, de medewerker en bijvoorbeeld de ouder als sponsor, wanneer de leerling extra moet betalen. daarnaast wil de manager ook de mate van het gebruik weten en geinformeerd worden als een toepassing noodzakelijk of juist niet meer noodzakelijk is. In mijn college organiseren we jaarlijks een screening van alle softwarepakketten per afdeling in de maand maart zodat onnodige licenties op tijd opgezegd kunnen worden en nieuwe pakketten onderbouwd en op tijd kunnen introduceren voor het eind van het jaar.
Tot slot is de organisatie van belang. Met een goede organisatie van functioneel beheer en technische ondersteuning is continuiteit gewaarborgd. Dat is de reden waarom wij in ons college voor elk pakket een functioneel beheerder aanstellen. Functioneel beheer kan varieren van een taak, voor bijvoorbeeld 1 uur per week, tot een functie wanneer het gaat om een college brede applicatie. De eerder genoemde screening van de software per afdeling is ook een deel van de organisatie die bijdraagt tot een gedegen implementatie.
Hierboven staat een schema hoe de verschillende onderdelen zich met elkaar verhouden. De balans is erg van belang. Te ver vooruitlopen op een onderdeel helpt niet om de implementatie te bevorderen en het negeren van een van de onderdelen evenmin. In de tekening loopt het wiel van "ICT toepassen in het onderwijsleerproces" alleen maar als alle elementen lopen en in balans zijn.

Geen opmerkingen: