zaterdag 19 januari 2008

Rol van ICT in de invoering van Competentie Ontwikkelend Leren

Leren wordt vandaag de dag gezien als het ontwikkelen van competenties om de kerntaken van een beroep goed uit te kunnen voeren. We zien in de kwalificatiedossiers de beschrijvingen van de werkprocessen binnen een kerntaak en de competenties die daarbij komen kijken. Competenties ontwikkel je altijd in een context en voor de student van het beroepsonderwijs zijn dat de werkprocessen van het toekomstig beroep. Die werkprocessen worden op school in een veilige omgeving uitgevoerd en de kennis en vaardigheden aangeleerd. Daarnaast is er aandacht voor de attitude die de student moet hebben om de werkprocessen, de overkoepelde kerntaak en in het geheel: het beroep moet kunnen uitvoeren. Een aantal zaken zijn van belang om de student in dit leerproces goed te kunnen ondersteunen.

Maatwerk
Elke student heeft bij de start van de opleiding een positie die net even anders is dan die van de ander. Het is dus zaak een goede inschatting te maken van wat een ieder vermag. Dat kan op twee verschillende manieren maar veel waarschijnlijker: in combinatie.

Eerste manier: Test aan de poort
De student doet een test (of meerder) bij het beginnen aan de opleiding. Voorbeelden van die testen zijn te vinden bij verschillende producenten van educatieve software zoals Muiswerk Educatief en bij bureau’s voor examinering en toetsen zoals Bureau ICE. De testen worden allemaal geautomatiseerd afgenomen. Na de test is er een niveau-inschatting en kan de student met de begeleider het leren afstemmen op de gap’s. Het onderwijs na de intake moet wel georganiseerd zijn voor flexibel onderwijs.

Voorbeeld Test aan de poort : Studenten van het Koning Willem I College werden in de periode van 2000 tot 2005 na hun uitslag van het examen van hun vooropleiding in juni van het dat jaar uitgenodigd om toetsen van het programma Computervaardigheden te maken. De toetsen Basiskennis, Windows, Word en Internet werden door veel studenten positief afgesloten. De modules Excel, Access en Powerpoint werden door zeer weinig studenten behaald. De toetsen werden allemaal geautomatiseerd afgenomen, de studenten hadden meteen na de toets de officiële uitslag en konden een overzicht krijgen van de onderdelen per toets waarop zij slecht hadden gescoord. In het eerste jaar begonnen studenten te werken aan de onderdel en die ze nog moesten doen, de organisatie in de algemene Open Leer Centra was daarop afgestemd.

Er gingen een aantal positieve prikkels van deze werkwijze uit.
1: De student werd bewuster over de eigen invloed op het leerproces en stak daardoor positiever in.
2: De organisatie werd minder belast doordat:
· Alleen studenten die de vaardigheid nog niet bezaten aanwezig waren in de instructielessen waardoor deze ook voor iedereen nut hadden en er goed gewerkt werd.
· De instructeurs meer aandacht konden geven aan de zwakkere student
· Het volume instructie minder was.

Tweede manier: Testen tijdens het leerproces
Wanneer een student aan de kerntaak werkt en de werkprocessen oefent gebeurd dat bij veel scholen in projectvorm. De kennisaspecten worden meestal in lessituaties behandeld. Hoe realistische de simulatie van de werkprocessen (integrale opdracht) hoe beter de docenten kunnen inschatten of de student voldoet. De lacunes kunnen aangewezen worden. Bij gebrek aan specifieke kennis voor het bedrijfsproces zal de student de instructie nogmaals moeten volgens of zelfstandig aan dat aspect werken middels een computerprogramma. Bij het gemis van algemene vaardigheden zal na constatering de student uit een aantal mogelijkheden moeten kiezen (of wordt geadviseerd). Deze mogelijkheden zijn:
· Tijdens het project zelfstandig meer aandacht besteden aan het onderdeel dat verbeterd moet worden.
· Tijdens het project aansluiten bij georganiseerde les(sen) over het onderdeel om het te verbeteren
· Tijdens de verschillende projecten gedurende langere tijd aansluiten bij georganiseerde les(sen) over het onderdeel om het te verbeteren
· Uit het project stappen om de gap op te vullen alvorens weer verder gegaan kan worden.
De mogelijkheden zijn gerangschikt op de grootte van de deficiënte. Ze vragen ook een steeds grotere inspanning van de organisatie. De computer kan helpen bij de uitvoering van de beoordeling over de studenten en het uitvoeren van de extra leerinspanningen.
Voorbeeld van de ICT ondersteunde beoordeling: Het bedrijf BenCompetent biedt een ICT toepassing om competentiegroei in beeld te brengen middels 360 graden feedback. Van te voren is de norm bepaald en door op regelmatige basis deze meting uit te voeren door zowel de student zelf als door de begeleiders/docenten kan een gap-analyse uit gevoerd worden. Aan de hand daarvan wordt met de student de leerinspanning gericht gepland.


















[Afbeelding van de verschillende metingen die leiden tot discussie en de gapanalyse. De nummer 1 tot en met 8 staan voor de verschillende competenties. ]

Voorbeeld van de ICT ondersteuning bij zelfstandig werken aan lacunes: Veel lacunes treden op bij algemene vaardigheden zoals lezen, schrijven, rekenen en meer specifiek bij bijvoorbeeld presenteren , samenwerken, communiceren in projecten.
Voor ondersteuning en oefenmateriaal in deze onderdelen is voldoende educatief materiaal te koop. De schoolorganisatie kan (een selectie van) deze programma’s aanschaffen en beschikbaar stellen aan studenten. Iedere docent kan daarnaar verwijzen en de student op weg helpen en de programma’s worden centraal functioneel ondersteund.
Voorbeelden van dit soort programma’s zijn:

· Nedercom software
· Praktsch Nederlands
· Muiswerk Educatief
· Tell me More
· Gecijferdheid
· ICTTrainer

Voor de langdurige trajecten ter verbetering van onderdelen zal er een combinatie optreden van het toepassen van educatieve programmatuur, instructielessen in groepen en mogelijk individueel. Die inspanningen moeten gecoördineerd worden en de voortgang zal gemonitord moeten worden. De begeleider van de student en de uitvoerende docenten kunnen hier terugvallen bijvoorbeeld het digitaal portfolio (zie opbouw van bewijs) van de student om deze gegevens te plaatsen. Ook hier kan weer een instrument als BenCompetent ingezet worden voor de formatieve beoordeling. Ook valt hier organisatorisch veel te winnen. Bij een grote groep studenten die van deze extra onderdelen gebruik moeten maken kan besloten worden om het onderdeel standaard uit te voeren en een intaketest te doen zodat de studenten die dit onderdeel beheersen niet mee hoeven mee te doen. Ook kunnen studenten van meerder opleidingen deelnemen aan deze trajecten omdat de beroepsmatige context bij algemene vaardigheden in eerst instantie niet van belang is.

Een rijke leeromgeving
De leeromgeving voor studenten van deze tijd is er een van afwisseling. We spreken over de blended vorm. Blended betekent hier afwisseling in werkvorm, met en zonder de computer, individueel en samen werken, in school of bij een bedrijf/instelling. Deze blended vorm kan uitstekend ondersteund worden door ICT-toepassingen. De voornaamste toepassing is van organisatorische aard en dat is de elektronische leeromgeving. De ELO draagt bij in de structuur van de opleiding door een aantal aspecten ervan centraal weg te zetten. Deze onderdelen zijn:

Informeren over /publiceren van:
  • de opleidingorganisatie (wie is wie, wie doet wat, waar moet je zijn voor….)
  • de planningen, roosters
  • onderwijs inhoud (uitleg, opdracht, diagnostische toetsen)
  • actuele zaken (nieuws)

Vastleggen van

  • persoonlijke gegevens
  • producten van het leren (individueel en van uit samenwerking)
  • onderwijs inhoud (content database)

Communiceren tussen

  • opleider/begeleider en student
  • studenten onderling
  • opleider in school en begeleider op het werk
  • opleiders onderling


Wanneer de ELO dan ook nog webbased is uitwisseling met digitale databanken op dit moment al zondermeer mogelijk. Het leermateriaal kan dus ook centraal staan of bij de uitgevers zelf. Voorbeelden ervan zijn Lorenet, EduRep, Content Delivery Systeem Threeships, FENC,Sites van WoltersNoordhoff; Van Dijk Educatie
De inhoudelijke toepassing is leermateriaal dat, doordat het steeds meer online verschijnt, een plek kan vinden in een ELO.


Opbouw van bewijs
In het Competentie Ontwikkelend Leren is de student zich aan het voorbereiden op de zogenaamde proeve van bekwaamheid. Daarin laat de student zien of de beheersing van een kerntaak (met onderliggende werkprocessen) voldoende tot goed is. Zowel de student als de docenten of begeleiders hebben behoefte aan metingen of de student op de goede weg is. Metingen kunnen op verschillende manieren plaatsvinden: door producten van het leerproces (zoals werkstukken, verslagen, videobeelden van het handelen) te beoordelen en door diagnostische toetsen af te nemen. Al deze bewijzen worden door de student bewaard en op het moment dat de student en de begeleider waarnemen dat de werkprocessen en daarmee de kerntaak voldoende beheerst worden kan de student voorgedragen worden voor de proeve. De proeve is het kwalificerende deel van de opleiding. Het bewijsmateriaal wordt opgeslagen in het zogenaamde portfolio.
In zowel de opslag van het bewijsmateriaal als in de productie ervan kan ICT een goede ondersteuning bieden en zoals al eerder gemeld geldt dat ook voor de diagnostische toetsen.
Het produceren van bewijsmateriaal gebeurt met behulp van ICT. Veelal worden office-applicaties gebruikt om producten te maken in de vorm van tekstverwerkingsdoumenten, presentaties en spreadsheets. Steeds meer wordt video ingeschakeld en met behulp van ICT is dat zeer gemakkelijk te produceren. De mobiele telefoon met camera speelt daarin een belangrijke rol. Alle producten zijn tegenwoordig webbased te distribueren en in te zien en dus geen probleem voor een opslag die 24*7 toegankelijk is. De opslagruimte, het portfolio, kan onderdeel zijn van de ELO maar kan ook een aparte service zijn.


Verschillende ELO’s hebben een portfolio bijvoorbeeld: Fronter, Its learning en http://www.natschool.nl/. Het is ook mogelijk een apart Portfolio in te richten, voorbeelden van aanbieders zijn: Portfolio4u, Onlineportfolio.

dinsdag 8 januari 2008

Implementatieproces van ICT toepassingen



Wanneer ICT toepassingen in het onderwijsleerproces worden geimplementeerd is het belangrijk een aantal processen in balans te houden. Uiteindelijk moet het voor de leerling gaan werken maar in de invoering zullen een aantal zaken geregeld moeten worden. Wil een leerling met de toepassing om kunnen gaan zal er voldoende kennis en vaardigheden bij de leerling aanwezig moeten zijn. Dit is vaak het minste probleem want leerlingen zijn vaak zeer behendig met ICT maar check toch maar of dat zo is. Vaak is ook het beeld van de medewerkers die met de leerling te maken hebben een beperkende factor. Ik hoor bij implementatie processen erg vaak dat de doelgroep waar de medewerker het over heeft speciaal is. Zo speciaal dat men vermoedt dat deze leerling niet kan werken met de toepassing of dat er minstens extra aandacht aan besteed moet worden.
Een voorbeeld is de afdelingsdirecteur die eiste dat er een handleiding voor de te implementeren website met cijfers, rooster en dossier moest komen anders zouden de niveau 1 en 2 leerlingen er niets mee kunnen. De handleiding werd gemaakt, digitaal beschikbaar gemaakt maar de teller bleef op nul staan. Geen leerling bekeek de handleiding, de cijfers en het rooster werden volop bekeken.
Voldoende kennis en vaardigheden van de medewerker is ook een voorwaarde. Over het algemeen is hier de handleiding wel nodig en een helpdesk waar men met vragen terecht kan. Een tweede laag die hierbij tot uiting komt is onderscheid maken tussen willen en kunnen. Niet kunnen wordt weleens verdoezeld door aan te geven niet te willen en andersom. Doorvragen en hulp bieden is hier geboden. Wanneer medewerkers overtuigd moeten worden is de leerling die vraagt het beste argument. Daar kun je ook op sturen.
Een hele basale is de infrastructuur en die levert ook conflicten op. Hierbij gaat het vooral om de mate van investering en de mate van gebruik. Bij laag gebruik is de manager niet meer van zins te investeren en bij lage investering is de gebruiker (vaak de medewerker) niet van zins te gebruiken. Als implementatiemedewerker is het zaak hier de goede balans te vinden tussen de investering en het gebruik.
Software is natuurlijk een hot item. Het gaat immers om de functionaliteit die hier neergezet wordt. In een grote organisatie zoals het ROC waar ik voor werk hebben we te maken met veel software. We spreken over zo'n 500 pakketten. We hebben afspraken gemaakt over beperking van beheer en kosten en bij kosten houden we rekening met kosten voor het college en voor de leerling. Afgesproken is dat we voor een functionaliteit maar één pakket voor het gehele college aanschaffen. Dit stuit vaak op bezwaar van medewerkers omdat zij hun eigen keuze vaak beter vinden dan die van de ander. We organiseren daarvoor workshops met verschillende alternatieven en laten de medewerkers hun voorkeur uitspreken. redelijk vaak neem je een arbitraire beslissing als het gaat om software. Er zijn criteria als dekking van het curriculum zowel kwalitatief als kwantitatief (hoe groter hoe beter), kosten per leerlinguur gebruik (lager dan 1 €); beheer (hoe lager hoe beter); of de leerling gaat meebetalen; benodigde hardware (het is beter wanneer het met de standaard uitrusting functioneert) en de stabiliteit van de leverancier. Informatie speelt ook een rol als aandrijfkracht. Hoe nauwkeuriger de juiste informatie bij de specifieke doelgroep komt hoe beter. Ik heb het hier over de leerling, de medewerker en bijvoorbeeld de ouder als sponsor, wanneer de leerling extra moet betalen. daarnaast wil de manager ook de mate van het gebruik weten en geinformeerd worden als een toepassing noodzakelijk of juist niet meer noodzakelijk is. In mijn college organiseren we jaarlijks een screening van alle softwarepakketten per afdeling in de maand maart zodat onnodige licenties op tijd opgezegd kunnen worden en nieuwe pakketten onderbouwd en op tijd kunnen introduceren voor het eind van het jaar.
Tot slot is de organisatie van belang. Met een goede organisatie van functioneel beheer en technische ondersteuning is continuiteit gewaarborgd. Dat is de reden waarom wij in ons college voor elk pakket een functioneel beheerder aanstellen. Functioneel beheer kan varieren van een taak, voor bijvoorbeeld 1 uur per week, tot een functie wanneer het gaat om een college brede applicatie. De eerder genoemde screening van de software per afdeling is ook een deel van de organisatie die bijdraagt tot een gedegen implementatie.
Hierboven staat een schema hoe de verschillende onderdelen zich met elkaar verhouden. De balans is erg van belang. Te ver vooruitlopen op een onderdeel helpt niet om de implementatie te bevorderen en het negeren van een van de onderdelen evenmin. In de tekening loopt het wiel van "ICT toepassen in het onderwijsleerproces" alleen maar als alle elementen lopen en in balans zijn.